Het orgel van de Nicolaïkerk Appingedam
Een blik op het ontstaan van het Hinsz-orgel in de Nicolaïkerk van Appingedam wordt gevolgd door een lijst met specificaties,
waaronder de dispositie. Vervolgens geeft een reeks klankvoorbeelden een hoorbare indruk van het orgel.
Wilt u meer weten over het orgel? Sinds 2020 is in de kerk en bij de VVV in Appingedam het boek te koop: 'Orgel en klokken van de Nicolaïkerk van Appingedam'.
De opbrengst van de verkoop van dit boek komt geheel ten goede aan het onderhoud van kerk en orgel.
Korte ontstaansgeschiedenis
Naar wat de redenen voor stads- en kerkbestuurders van Appingedam zijn geweest Albertus Anthoni Hinsz (1704-1785) de uitvoerige werkzaamheden aan het orgel in de Nicolaïkerk te laten verrichten kunnen we, bij gebrek aan documenten, slechts gissen. Dat de keus op Hinsz viel is niet verwonderlijk: hij was de orgelmaker, die, gevestigd in Groningen, een groot deel van de 18de eeuw domineerde in de noordelijke provincies. De schaarse archivalia spreken van het "repareren van het orgel", maar eigenlijk werd het al bestaande orgel ingrijpend gewijzigd.
Dat orgel kende een lange geschiedenis. Al in de 16de eeuw was in het koor van de kerk een orgel aanwezig dat een functie had in de voor-reformatorische kerkmuziekpraktijk. Het werd in of rond 1571 verbouwd en vergroot door de uit
Vlaanderen afkomstige orgelmaker Andreas de Mare. Om het psalmzingen van de gemeente, dat in de na 1594 ingevoerde protestantse kerkdienst een wezenlijk nieuw onderdeel vormde, te begeleiden, werd het orgel in 1638-39 vergroot en verplaatst naar de plek waar het zich nu nog bevindt. Dit werk werd door Daniël Baders begonnen en afgemaakt door Anthonie Waelckens uit Bedum.
Rond 1720 klaagde de toenmalige organist Gerhardus Havingha over de slechte staat van het orgel. Ook voldeed het niet meer aan de muzikale eisen die aan orgelmuziek en orgel-speelkunst werden gesteld. Die stonden in de eerste helft van de 18de eeuw in de stad Groningen en van daaruit ook in de Ommelanden duidelijk onder invloed van de muziek- en orgelcultuur in Noord-Duitsland en met name die in Hamburg. De komst van invloedrijke personages uit die stad naar Groningen, hebben hun uitwerking op het Groninger orgellandschap niet gemist: de orgelbouwers Arp Schnitger (1648-1719) na 1692 en A. A. Hinsz vanaf 1728 en de organist/theoreticus Jacob Wilhelm Lustig (1706-1796), eveneens vanaf 1728, als Martini-organist. Het zal dan nog tot 1744 duren voor Hinsz het orgel in Appingedam verbouwde tot het instrument dat zich nu nog aan de westwand van de kerk bevindt. De werkzaamheden werden (deels) gefinancierd met een belasting op turf dat, over het Damsterdiep, Appingedam passeerde.
Hinsz maakte een nieuwe orgelkast met nieuwe windladen en mechanieken en nam veel van het pijpwerk van het vorige orgel (waarvan de dispositie ons niet bekend is) over. Dit gebeurde enerzijds uit kostenbesparing op het dure metaal en anderzijds uit de waardering, die orgelmakers als Schnitger en Hinsz hadden voor het werk van hun voorgangers. Ook de bestaande balgen werden opnieuw gebruikt. Zodoende bevat de dispositie van het Damster orgel een aantal on-Hinsz-achtige elementen: een Sifflet, Dulciaan, Cimbel en een pedaaltong¬werk Cornet op het Manuaal (Hoofdwerk) en een Quintadena 4 vt en een Trechterregaal op het Rugpositief. Toch werd het een, gezien de grootte van de kerk, bescheiden orgel; niet in klankschoon¬heid maar in omvang. Naast de beide goed bezette handklavieren was er slechts een aangehangen pedaal. Geldgebrek zal daarvan wel mede oorzaak zijn geweest.
Het fraaie houtsnijwerk werd uitgevoerd door Casper Struiwig (1698-1747), de beeldsnijder waar Hinsz vaak mee samenwerkte. Het orgel werd door de organisten J. W. Lustig uit Groningen en Hero Ipes uit Zandeweer gekeurd; de orgelmaker kreeg veel lof toegezwaaid. In de 19de eeuw (vooral in 1869 en 1876) heeft de orgelmaker Petrus van Oeckelen uit Haren wijzigingen aan het orgel aangebracht, vooral aan de windvoorziening en aan de dispositie van het Rugpositief. Het orgel moest aangepast worden aan de veranderde smaak van die tijd.
Na de grote restauratie van de kerk, die in 1954 gereed kwam, werd het orgel in 1967-1970 gerestaureerd en nagenoeg in de staat van 1744 teruggebracht door de Fa. Gebr. van Vulpen uit Utrecht, onder advies van Lambert Erné. Hierbij kon men zich baseren op de oudste beschrijving van het orgel, namelijk die van N. A. Knock uit 1788.
Tijdens de veelomvattende onderhoudswerkzaamheden, uitgevoerd in 2016-2017 door de Orgelmakerij Reil B.V. uit Heerde, werden enkele tekortkomingen uit de restauratie van 1970 gecorrigeerd en werd het orgel uitgebreid met een vrij pedaal van vier registers. De pijpen daarvan kwamen te staan in een nieuwe kast, opgesteld achter het hoofdwerk. Adviseur bij de werkzaamheden was Stef Tuinstra.
Het grote aantal door Hinsz hergebruikte pijpen maakt, dat het orgel zeer geschikt is voor zowel 17de- als 18de- eeuwse muziek.
De dispositie van het orgel volgens de naamgeving van de registeropschriften, met globale vermelding van de herkomst van het pijpwerk, is nu:
Manuaal (C - c3) |
|
twee windladen, Hinsz |
GEDAKT |
16 voet |
C-A, Van Vulpen; rest Hinsz. geheel metaal (heette oorspronkelijk Bourdon) |
PRAESTANT |
8 voet |
front Van Oeckelen; binnenpijpen Hinsz |
HOLPYP |
8 voet |
discant, De Mare; rest overwegend Van Oeckelen |
OCTAAV |
4 voet |
C-c, De Mare; rest overwegend Hinsz |
HOLPYP |
4 voet |
De Mare; vanaf dis2 Roerfluit |
OCTAAV |
2 voet |
anoniem; misschien Von Holy,1719 |
SIFFLET |
1½ voet |
C-c2 Van Oeckelen; rest Van Vulpen |
MIXTUUR |
4 sterk bas |
in bas en discant gedeeld; De Mare / Hinsz / Reil; veel oud metaal |
CIMBEL |
3 sterk |
Reil |
TROMPET |
8 voet |
Van Oeckelen / Van Vulpen |
DULCIAAN |
8 voet |
De Mare / C-d, Hinsz; |
CORNET |
2 voet |
De Mare (C-d1); van vóór 1571 |
|
|
|
Rugpositief (C-c3) |
|
één windlade, Hinsz |
FLUITDOES |
8 voet |
Hinsz |
PRAESTANT |
4 voet |
C-gis, Van Oeckelen / rest Hinsz |
QUINTADENA |
4 voet |
bas divers, De Mare / Hinsz; vanaf g, Van Vulpen |
SUPEROCTAAV |
2 voet |
De Mare / Hinsz |
FLUIT |
2 voet |
F-c2, De Mare; rest Hinsz |
SIFFLET |
1½ voet |
Van Vulpen |
SEXQUIALTER |
2a3 sterk |
Hinsz / Reil |
TR.REGAAL |
8 voet |
Trechterregaal; Reil |
|
|
|
Pedaal (C-d1) |
|
één windlade, Reil |
BOURDON |
16 voet |
Reil |
OCTAAV |
8 voet |
Reil |
OCTAAV |
4 voet |
Reil |
BAZUYN |
16 voet |
Reil |
|
|
|
TREMULANT |
|
Van Vulpen / Reil; over het hele werk; opliggend |
AFSLUITING MANUAAL |
|
|
AFSLUITING RUGPOSITIEF |
|
|
CALCANT |
|
Reil |
KOPPELING PEDAAL |
|
|
De manuaalkoppel is uitgevoerd als schuifkoppel.
Het orgel heeft drie spaanbalgen (Baders) met keuze tussen (getreden of motor-)
Hinsz-wind / Van Oeckelen-wind / Van Oeckelen-wind met schokbalg
De winddruk bedraagt 75 mm waterkolom
De stemming is ‘wohltemperiert’ (naar Kellner)
De toonhoogte van a1 = ca. 455 Hz
Samenstelling van de vulstemmen:
Mixtuur 4-5-6 sterk: |
|
|
C |
- 1 1/3 |
- 1 - 2/3 - 1/2 |
c 2 |
- 1 1/3 |
- 1 - 2/3 |
c1 4 - 2 2/3 - 2 |
- 1 1/3 |
- 1 |
c2 4 - 2 2/3 - 2 - 2 |
- 1 1/3 - 1 1/3 |
|
|
|
|
Cimbel 3 sterk: |
|
|
C |
2/3 - 1/2 - 1/3 |
|
G 1 |
- 2/3 - 1/2 |
|
g 1 1/3 - 1 |
- 2/3 |
|
g1 2 - 1 1/3 - 1 |
|
|
|
|
|
Sexquialtera 2-3 sterk: |
|
|
C |
|
2/3 - 2/5 |
c |
1 1/3 - 4/5 |
|
c1 2 2/3 - 2 - 1 3/5 |
|
|
Tekst: Adolph Rots, Garrelsweer, van 1983 tot 2012 cantor-organist van de Nicolaïkerk
Klankvoorbeelden uit de orgelliteratuur, chronologisch gerangschikt per orgelbouwer, gespeeld door Vincent Hensen-Oosterdijk, cantor-organist van de Nicolaïkerk sinds 2012
Orgellinks:
startpagina kerkorgel http://kerkorgel.pagina.nl
Koninklijke Vereniging van Organisten en Kerkmusici (KVOK) http://www.hetorgel.nl
© College van kerkrentmeesters Appingedam 2020